HP UFT (QTP) ondersteunt 3 soorten opnamemodi
- Contextgevoelig
- Analoog
- Laag niveau
Contextgevoelige opnamemodus
- De normale opnamemodus wordt ook wel contextgevoelige modus genoemd
- Het is de standaard opnamemodus die optimaal gebruik maakt van het testobjectmodel van Quick Test Professional.
- Het herkent objecten in de applicatie, ongeacht hun locatie op het scherm.
- Het registreert de objecten in uw applicatie en de bewerkingen die erop worden uitgevoerd
Analoge opnamemodus
- In een analoge opnamemodus registreert en volgt Quick Test Professional elke beweging van de muis terwijl u de muis over een scherm of venster sleept.
- De analoge opname van Micro Focus UFT wordt vastgelegd als tracks en opgeslagen in de directory van uw test
- Het is handig voor het opnemen van bewerkingen die niet op het niveau van een object kunnen worden opgenomen. Bijv. Een handtekening die wordt geproduceerd door de muis te slepen
- In analoge modus kunt u opnemen
- Record ten opzichte van scherm
- Ten opzichte van raam
- Als uw analoge bediening beperkt is tot slechts één venster, gebruik dan relatief tov een venster
- Als uw analoge bediening meerdere schermen omvat, zoals het slepen en neerzetten van een object van het ene venster naar het andere, gebruik dan de schermoptie
Low-Level-modus
- Deze modus stelt u in staat om op elk object in uw applicatie op te nemen, ongeacht of QTP het specifieke object of de specifieke bewerking herkent.
- Deze modus registreert op objectniveau en registreert alle runtime-objecten als Window- of WinObject-testobjecten.
- Het wordt gebruikt wanneer de exacte coördinaten van het object belangrijk zijn voor uw tests. Een goed voorbeeld zijn hashmaps, waarbij u door op verschillende delen van een foto te klikken naar verschillende links gaat
- Wordt gebruikt bij het opnemen van tests in een omgeving (of op een object) die niet wordt herkend door QTP
- De modus op laag niveau legt de x, y-coördinaten van eventuele klikken vast
Leer contextuele, analoge en low-level opnamemodi met een voorbeeld in de volgende video
Klik hier als de video niet toegankelijk is
Overzicht
- Analoge opname en opnamen op laag niveau vereisen meer schijfruimte dan de normale opnamemodus.
- Voor beide modi moeten de schermposities tijdens de opname en de runtime identiek zijn, anders mislukt het script
- Gebruik daarom alleen analoge opname of opnamen op laag niveau als de normale opnamemodus uw bewerking niet nauwkeurig opneemt.
- Soms schakelt QTP automatisch over naar de low-level-modus tijdens het opnemen van objecten of omgevingen die niet worden ondersteund door QTP