Typen opnamemodi in QTP / UFT: analoog, laag niveau, context

Anonim

HP UFT (QTP) ondersteunt 3 soorten opnamemodi

  1. Contextgevoelig
  2. Analoog
  3. Laag niveau

Contextgevoelige opnamemodus

  • De normale opnamemodus wordt ook wel contextgevoelige modus genoemd
  • Het is de standaard opnamemodus die optimaal gebruik maakt van het testobjectmodel van Quick Test Professional.
  • Het herkent objecten in de applicatie, ongeacht hun locatie op het scherm.
  • Het registreert de objecten in uw applicatie en de bewerkingen die erop worden uitgevoerd

Analoge opnamemodus

  • In een analoge opnamemodus registreert en volgt Quick Test Professional elke beweging van de muis terwijl u de muis over een scherm of venster sleept.
  • De analoge opname van Micro Focus UFT wordt vastgelegd als tracks en opgeslagen in de directory van uw test
  • Het is handig voor het opnemen van bewerkingen die niet op het niveau van een object kunnen worden opgenomen. Bijv. Een handtekening die wordt geproduceerd door de muis te slepen
  • In analoge modus kunt u opnemen
  1. Record ten opzichte van scherm
  2. Ten opzichte van raam
  • Als uw analoge bediening beperkt is tot slechts één venster, gebruik dan relatief tov een venster
  • Als uw analoge bediening meerdere schermen omvat, zoals het slepen en neerzetten van een object van het ene venster naar het andere, gebruik dan de schermoptie

Low-Level-modus

  • Deze modus stelt u in staat om op elk object in uw applicatie op te nemen, ongeacht of QTP het specifieke object of de specifieke bewerking herkent.
  • Deze modus registreert op objectniveau en registreert alle runtime-objecten als Window- of WinObject-testobjecten.
  • Het wordt gebruikt wanneer de exacte coördinaten van het object belangrijk zijn voor uw tests. Een goed voorbeeld zijn hashmaps, waarbij u door op verschillende delen van een foto te klikken naar verschillende links gaat
  • Wordt gebruikt bij het opnemen van tests in een omgeving (of op een object) die niet wordt herkend door QTP
  • De modus op laag niveau legt de x, y-coördinaten van eventuele klikken vast

Leer contextuele, analoge en low-level opnamemodi met een voorbeeld in de volgende video

Klik hier als de video niet toegankelijk is

Overzicht

  • Analoge opname en opnamen op laag niveau vereisen meer schijfruimte dan de normale opnamemodus.
  • Voor beide modi moeten de schermposities tijdens de opname en de runtime identiek zijn, anders mislukt het script
  • Gebruik daarom alleen analoge opname of opnamen op laag niveau als de normale opnamemodus uw bewerking niet nauwkeurig opneemt.
  • Soms schakelt QTP automatisch over naar de low-level-modus tijdens het opnemen van objecten of omgevingen die niet worden ondersteund door QTP